Tekst vierspraak Hidde Dirks Kat
Geschreven door: Dolph Kessler en Egbarta Veenhuizen
Datum: 3 januari 2016
Een historische ontmoeting tussen vier avontuurlijke heren. In een deftig pand in een mooie stad, ergens in het Hiernamaals. Het is avond; de zware, fluwelen gordijnen zijn dichtgeschoven en de gaslampen verspreiden een warm licht. Drie heren, ontdekkingsreizigers, zitten bij het knapperige haardvuur in de hoge kamer. Een deftig man, met in zijn hand een boek, belt aan, wordt door de dienstbode binnengelaten en loopt de kamer in. De bezoeker begroet de heren en voegt zich bij hen.
- Ernest Shackleton
- Hidde Dirks Kat
- James Cook
- Willem Barentsz
Hidde Dirks Kat:
Goedenavond heren, mijn naam is Hidde Dirks Kat. Staat U mij toe om mijn dagboek bij de boeken leggen die over U zijn verschenen? Ik voel mij enigszins bezwaard want mijn roem is, vergeleken met uw roem, uiterst beperkt en vrijwel uitsluitend op Ameland bekend! Maar toch, in alle bescheidenheid, durf ik U deze vraag te stellen.
Willem Barentsz:
Goedenavond heer Kat, wat een verrassing om U als naburige eilandbewoner te ontmoeten! Gaat U zitten; wilt U een glas wijn? Met mij is het minder gelukkig afgelopen dan met U! Maar eerlijk is eerlijk: nu ik mij in Uw dagboek verdiept heb geef ik toe dat ook U waarlijk grootse avonturen hebt meegemaakt. Ach, waren er op Nova Zembla ook maar wilden geweest die zich over ons ontfermd hadden! Dan had ik misschien net zo als U nog 40 jaar geleefd… Maar natuurlijk, leg uw dagboek gerust naast dat van mij. U hoort er thuis.
Ernest Shackleton:
Kom, kom, niet zo bescheiden, beste Kat! Weet wel dat ik alvorens mijn tochten naar Antarctica heb ondernomen ook uw dagboek heb gelezen en daar veel inspiratie uit heb geput. Mijn belangrijkste les die ik van U geleerd heb: nooit de moed opgeven en altijd achter de einder weer nieuwe kansen ontdekken! Hoe vaak heb ik niet tijdens mijn gevaarlijke tocht in 1914 te neergeslagen op mijn ijsschots gezeten vol mistroostige gedachten over mijn rampzalige lot dat mij en mijn bemanning te wachten stond… En dan herinnerde ik mij uw redding en dat u nimmer de moed heeft opgegeven, en zowaar, ik kreeg weer nieuwe energie! Kortom, waarde Kat, het is een eer om U te ontmoeten en uw dagboek naast dat van mij te zien liggen.
Captain James Cook:
Ha beste Hidde! Wat aardig om je nu eens te ontmoeten. Ja, wat hebben wij toch veel meegemaakt! Wij waren tijdgenoten! Jij werd gered door de wilden en ik werd anderhalf jaar na jouw redding helaas gedood door de wilden…Ik noemde hen toen inboorlingen. Ik geloof dat men hen nu, in het Aardse Tranendal, de Inuit en ‘native people’ noemt. Hoe dan ook, ik benijd je! Je hebt nog zo’n mooi, lang leven gehad na je redding! Jij kon terugkeren naar jouw lieve Jantje Jans en jouw kind en je bent een welvarend man geworden. Terwijl ik, och arme ik, mijn vrouw Elizabeth nooit meer in mijn armen heb kunnen sluiten na mijn derde reis. Mijn naam kent iedereen, de stille Zuidzee heb ik ontsloten! Tja, het Leven is wreed. Maar natuurlijk; je hoort er uiteraard bij. Wij zijn een goed kwartet, al zeg ik het zelf. Vertel ‘s hoe het met je is!
Aan het eind van die avond nemen de avontuurlijke heren hartelijk afscheid van elkaar en gaat ieder zijns weegs.