6. Korreltje zand
Leeuwarden, 14 augustus 2016
Lieve Doortje,
We maken grote vorderingen in onze speurtocht naar alles wat uit de kast in het museum is gekomen. Daar ga ik het in deze brief met je over hebben.
Ik ben alle voorwerpen die uit het pakket zijn komen rollen gaan onderzoeken. De vragen die ik daarbij heb liggen voor de hand: wat zijn het voor objecten, van wie waren ze, en hoe en wanneer zijn ze op Ameland terechtgekomen? En vooral: hebben ze, zoals jij vermoedde, iets te maken met commandeur Kat, Groenland en de overwintering?
Daar ga ik je over bijpraten. Ik kan je beloven dat er spectaculaire zaken aan het licht komen!
De doos
Laat ik je eerst wat vertellen over de doos. Daar heb ik een begin mee gemaakt. Ik heb er voor gekozen een doos te maken in de vorm van een boot. Kijk maar naar de foto. De kiel (de bodem van de doos) is gelegd en nu beginnen de contouren vorm te krijgen. Als hij klaar is kunnen alle vondsten in het binnenste van het schip (het ruim) worden opgeborgen. Verder maak ik het zo dat het dek van het schip de deksel wordt. Zo kan de inhoud aan het zicht worden onttrokken, maar op elk moment te voorschijn worden gehaald wanneer dat wenselijk is. Het wordt een flink exemplaar: hij is 60 cm lang, van voor naar achter, en in het midden is het dek 20 cm breed.
Als handboekbinder en dozenmaker werk ik met papier, karton en lijm. Deze doos bouw ik op uit karton. Meerdere lagen grijsbord van 1 mm dik ga ik om de binnenvorm (mal) buigen en met de bodem verlijmen. Omdat het karton dun is, laat het zich goed vormen. Als ik klaar ben zijn de wanden vier lagen dik. Daarna wordt de kartonnen vorm bekleed met materiaal dat in het zicht blijft. Vaak gebruik ik daar een mooie soort (sier)papier voor, linnen of leer. Ik moet er nog eens goed over nadenken wat ik er dit keer voor zal kiezen. Zeehondenleer zou natuurlijk heel echt zijn, maar dat is moeilijk te krijgen. En al krijg ik het in handen, dan zal ik het nooit zo kunnen verwerken als de Inuit doen. De Inuit-vrouwen naaien de (dikke) vellen robbenleer kletsnat aan elkaar en trekken die huiden dan over het frame van het schip en laten ze in de wind drogen. Mijn kartonnen scheepje zal niet tegen al dat vocht en de druk van de drogende vellen bestand zijn. Misschien is perkament -veel dunner- dan een mooie oplossing.
Hidde Dirksz was zo onder de indruk van de scheepjes van de Inuit dat hij er bij zijn reisverhaal tekeningen van heeft gemaakt. De ranke ‘schuitjes’ van hun redders, waarmee de schipbreukelingen man voor man aan land zijn gebracht, moeten veel indruk op de Westerse zeelieden hebben gemaakt. Ze waren veel lichter en wendbaarder dan de houten sloepen van de Hollanders en perfect geschikt om in te varen en jagen tegelijkertijd, met harpoen of pijl en boog. De inlanders maakte ze van materiaal dat ze in hun omgeving vonden: de huid van robben en zeehonden, van drijfhout of van takken van bomen, aan elkaar geknoopt met aan repen gesneden vel of gedroogde darmen.
De Inuit in Alaska, Canada en Groenland bouwen hun huidboten tegenwoordig nog net zo: van een houten frame overtrokken met aan elkaar genaaide huiden. Door de naaitechniek die ze toepassen (met steken in de dikte van de huid; niet door de huid heen, dan krijg je gaten) blijven de huiden perfect waterdicht en wordt de bekleding van de boot oersterk.
Er waren grofweg twee typen. Je had de eenpersoons kajak, waar mannen mee gingen jagen op robben en de veel grotere ‘vrouwen-boot’ of ‘umiak’. De laatste is vaak tien meter of langer en er kunnen wel twintig personen in zitten. Hij wordt gebruikt om mensen en spullen over water te vervoeren. Traditioneel is dat een vrouwentaak, vandaar de naam vrouwenboot. Meestal werd hij voortbewogen met roeispanen, maar je kan er ook mee peddelen of zeilen. De bodem is vrij plat en de opbouw van een umiak start met de kiel.
Een umiak, maar dan eentje helemaal op mijn manier, lijkt me een toepasselijke verpakking voor de wonderlijke collectie voorwerpen die jij hebt gevonden. Met een platte kiel ben ik ook aan mijn umiak begonnen. De bodem heb ik laag voor laag verbonden met de gebogen wanden. Heel wat uren (en lagen) verder ziet hij er dan zo. Je moet bedenken dat de boot ondersteboven gemaakt wordt. Je kijkt op de afbeelding tegen de onderkant aan die ik heb gevormd over de mal.
Het Zand
Verder ben ik gaan kijken wat ik te weten kan komen over het zand. Er kwam immers een handjevol uit het zeildoeken pakket lopen toen je het voorzichtig probeerde open te maken. Gelukkig heb je dat restje bij elkaar geveegd en bewaard. Nu zit ik naar een glazen buisje te staren waar je hebt ingedaan dat voor me ligt op mijn werktafel.
Tja, zand. Er lijkt niks gewoner te zijn op aarde dan zand. We maken er glas van, leggen er straten mee aan en vroeger schuurden we er de pannen mee.
Ik heb er een vergrootglas bijgepakt. Wat zie je dan? Allemaal onregelmatige korreltjes. Verreweg de meeste zijn kleurloos en half doorzichtig. Dat is kwarts heb ik me laten vertellen. Dat was ooit vloeibaar magma en kwam uit het binnenste van de aarde. Toen het ging stollen veranderde het in basalt. Ik zie witte korrels, geelachtige en soms rood, bruin of zwart. Dat duidt op verbindingen van ijzer. Ook kan zand bestaan uit minuscule resten van schelpen of uit mineralen.
Een zandkorreltje kun je zien als een soort fossiel: een stukje oersubstantie van de aarde, miljoenen jaren door een rivier meegesleept en al die tijd blootgesteld aan de werking van water en wind. Berg afgebrokkeld tot rotsblok, rotsblok tot kei, kei tot grind, grind tot zand en zand tot slib.
Maar zegt het ook iets over de vindplaats? Dat kan soms het geval zijn als de samenstelling van het zand uitzonderlijk is. Een zwart strand duidt op de aanwezigheid van vulkanische lava. En de stranden van Hawaï zijn zo wit omdat daar het zand bestaat uit schelpfragmenten van weekdieren en andere zeeorganismen.
Kun je aan het zand zien dat het van de kust van Groenland komt? Dat zou een ‘arenofiel’, een verzamelaar van zand je misschien kunnen vertellen. Voor mij kan het van de kust van alle continenten komen. Van het Noordzeestrand (in je schoenen, na een wandeling in de duinen), Ibiza (in de zoom van je korte broek) of Les Landes (blijven plakken aan een kinderschepje). Verzin het zelf maar.
Mij verklapt het zand niks van zijn afkomst, het verhaal moet ik er zelf bij bedenken. Dat is anders met de rest van de voorwerpen. Daar kan ik je wél wat over vertellen.
Het label
Er zat een kaartje vastgemaakt aan de buitenkant van het pakket met letters er op: k – a – t. En een getal: 1807. Het handschrift ziet er uit als dat van een kind, of in ieder geval van iemand die niet erg bedreven in schrijven is. Kijk maar, de letters zijn meer getekend dan geschreven. Ook zijn ze niet allemaal even groot. Ik zou zeggen: genoteerd door iemand die net is begonnen met schrijven.
Het papier en het grijsbord waar het op is geplakt heb ik vergeleken met boeken die uit dezelfde tijd dateren. Je kunt zien dat het papier oud is en met de hand gemaakt. Het is geschept papier, het voelt een beetje fluwelig aan en de inkt lijkt ook authentiek.
Het ligt voor de hand om te denken dat 1807 een jaartal is. En dat het label er in dat jaar aan vastgemaakt is. Kat en 1807. Zou het pakket met al die geheimzinnige spullen van of voor ‘onze’ Kat op Ameland zijn. Is het kaartje er in 1807 aan vastgemaakt? Daar begint het toch echt wel op te lijken.
Hou even dat jaar vast: 1807. Dat is twintig jaar na de overwintering van Hidde Kat op Groenland in de winter van 1777-1778. Kat is dan 61 jaar. De wereld weet nog niets af van zijn noodlottige stranding in het pakijs en zijn miraculeuze redding door de wilden. Elf jaar later, als hij 71 is, neemt hij de pen op en gaat zijn herinneringen op papier zetten. Zijn memoires verschijnen het jaar daarop in druk. Als we dan toch met jaartallen bezig zijn: tijdens de overwintering is Hidde Dirks 31 jaar – in de bloei van zijn leven.
Het Amulet
Het houten voorwerp is gemaakt van drijfhout en het is omwonden met blauwe en rode wol. Ik denk dat het voor de eigenaar een magische betekenis heeft gehad en als amulet heeft gediend. Ook is het heel goed mogelijk dat het als speelgoed is gebruikt. Let maar op de schelpen; als het aan de punt vastpakt en zachtjes beweegt, maken de schelpen geluid, net een rammelaar. Om de lengteas draaien brengt op een speelse manier de leren riempjes in beweging.
In musea, zoals het Museon in Den Haag, vind je in de arctische collectie voorwerpen die ‘tupilak’ worden genoemd. Vreemde wezentjes, in allerlei vormen, die Groenlanders maakten om een tegenstander onheil toe te brengen. Dit object heeft wel wat van een tupilak weg. Ik kan me voorstellen dat de eigenaar het op zijn reis naar het Westen bij zich hield om zo nodig een tegenstander uit te schakelen.
Uit de literatuur over de walvisvaart op Straat Davies bij Groenland in de 18e eeuw is bekend dat er ruilhandel bestond tussen de West-Europese zeelui en de lokale bevolking. Wanten en laarzen van zeehondenbont werden geruild tegen metalen voorwerpen, zoals messen en ander gereedschap. Maar ook wol uit Europa was zeer in trek; liefst in felle kleuren, zoals rood en blauw. In de hedendaagse folklore neemt wollen breiwerk, met kleurige patronen rond de hals, nog steeds een belangrijke plaats in.
Zo, dat was een hele hoop informatie ineens. En dan te bedenken dat ik nog niet eens alle voorwerpen bij de kop heb gehad. Het beste moet nog komen, dat bewaar ik voor mijn volgende brief. Zet je maar schrap. Nu vind ik het mooi geweest en stop ik er mee voor vandaag.
Liefs,
Jan
Vorige hoofdstuk Volgende hoofdstuk
