Journalist Jan Kraak interviewde op op 16 februari 1971 de Amelander walvisvaarder Cor Gransbergen. Hieronder de tekst van het interview. Het originele artikel bevind zich in het archief van de Leidse Courant. Bijna 40 jaar later (in 2010) werd dhr. Gransbergen geïnterviewd in “Seereisen Magazine“, een Duitstalig interview met veel informatie over het leven aan boord van de Willem Barentsz I.
Waar eens walvisvaarders woonden bloeien nu landbouw en toerisme
“Het stikte vroeger op Ameland van de walvisvaarders. Ik heb 10 jaar op de walvisvaart gezeten, op 1 van de 18 jagers van de Willem Barends. De tocht ging naar de Zuidpool, waar je ijsbergen tegenkwam groter dan Ameland. Als plotseling de wind opstak moest je zorgen datje wegkwam. Het werd dan ijzig koud. De zee zo dik als vla, je zag kleine ijsschotsjes ontstaan die dan aan elkaar vastvroren. Als je met je schip er in bleef steken, dan kwam je er niet meer uit. Dan zat je een half jaar in het ijs gevangen.” Aan het woord is dhr. C. Gransbergen (48). Hij pakt 2 dozen vol dia’s om die op het scherm te projecteren.
De walvisvaart is voor Nederland en voor Ameland verleden tijd. Maar op weinig plaatsen in Nederland zijn de tastbare historische bewijzen van de walvisvaart op de arctische gebieden zo goed bewaard gebleven als op Ameland. Het aandeel van de Amelanders aan de vaart is groot geweest. Ook hun soms niet geweldloze gedragingen. Op dat gebied hadden de Nederlanders een slechte naam.
In een briefwisseling tussen de Deense vertegenwoordigers en predikanten op Groenland en het hof in Kopenhagen werd meerdere malen op de schandalige handelswijze gewezen. Hier een fragment uit zo’n brief: “Tot besluit moet ik over de schandalige handelswijze rapporteren van 6 Hollandse schepen, die in 1725 uit de haven van Nepisene binnenkwamen en meteen daarna geweld pleegden tegen ons volk en een huis veroverden. De Groenlanders, die onder alle omstandigheden de waarheid plegen te spreken hebben gemeld, dat het scheepsvolk, dat buiten de haven lag, het huis in brand hebben gestoken. Het was te wensen dat men de kerels kon vatten en enige represaillemaatregelen kon nemen tegen een zo schandelijk gedrag”. Groenland 4juli 1727.
Schrikbarend wreed
Het rampjaar 1777 bracht een heel andere wending in de walvisvaart op het noorden. De ramp gebeurde voor de oostkust van Groenland. Onder de walvisvaarders bevond zich ook de commandeur Hidde Dirks Kat van Hollum op Ameland.. In zijn dagverhaal staat hoe hij met 5 schepen op 17 mei door wind en ijs wordt overvallen. Door stroom en wind dreven zij verder af. De schepen van Pieter Andersen en Albert Jans werden het eerst door het ijs gekraakt. Op 20 september worden de 3 overgebleven schepen vernield. Hidde Dirks Kat in zijn dagverhaal: “Rondom was de werking van het ijs onbeschrijflijk wreed en schrikbarend”. Slechts enkele bemanningsleden keerden terug.
Op Ameland zijn nog veel commandeurshuisjes te vinden. In een woning van 1751 is de oudheidskamer ingericht. Een der kamers heeft een wand met tegels met bijbelse afbeeldingen en daartussen een grote muurtegel met de afbeelding van een walvisvaarder. Ook is er een kajak van Hollandse makelij te zien. Op Ameland vindt men bij verschillende huizen en in de tuinen nog grote walviskaken, als herinnering aan de harde tijd van de walvisvangst.
Waaghalzen
De heer Gransbergen zegt: “Ameland moet het nu van de landbouw en het toerisme hebben. Maar de bloeiperiode voor Ameland is door de Walvisvaart ingeluid. In de beginperiode namen ruw geschat bijna 800 Amelanders aan de walvisvangst deel op een bevolking destijds van 3000 inwoners. Zomers waren er geen mannen meer en hadden de vrouwen het voor het zeggen. De walvisvaart werd uitgeoefend met eikehouten schepen van 23 meter lang en 8 meter breed met een bemanning van 50-80 koppen. Het is een enorme waaghalzerij geweest om met dergelijke schepen op walvisvangst te gaan.“
“Vanuit het kraaiennest werd gespeurd naar de ademstralen van de walvissen. Werd een walvis ontdekt dan werden de sloepen gestreken en de harpoenier trachtte zijn harpoen in het monster te werpen. Was het raak dan wikkelde het touw aan de harpoen met grote snelheid af, omdat het getroffen dier diep in zee dook. Kwam de walvis weer boven dan werden meer harpoenen in het dier geworpen. Het was soms een urenlange strijd om het dier uit te putten en dat allemaal vanuit een gammele sloep.”
“De Amelanders waren goede walvisjagers. Ze begonnen er soms al heel jong mee. Van commandeur Schut is bekend dat hij al op 4-jarige leeftijd met zijn vader ter walvisvaart ging. De commandeur van de bekende “Jonge Jan”, Hans Berents, heeft het ruwe werk meer dan 30 jaar vol kunnen houden. Op zijn grafsteen staat de “Jonge Jan” afgebeeld. Op de begraafplaatsen hadden de overleden mannen een schip en de vrouwen een huis op hun grafsteen.”
Laatste jacht
“De eerste Willem Barends heeft van 1946 tot en met 1954 gevaren, de tweede, die groter en moderner was, van 1955 tot 1964. In totaal zijn er in die periode 27.475 walvissen gejaagd. Daar waren vissen bij van 30 tot en met 100 ton.
De man in de barrel boven in de mast was zeer belangrijk. Hij speurde de vissen op maar gaf ook aanwijzingen aan de harpoenier bij het richten. Als het echt vroor kon je niet schieten. Alles zat dan onder het ijs. Je was op jacht in een gebied zo groot als Nederland en Belgie samen.“
“De jagers en boeiboten waren overal in het gebied. Als een walvis geschoten was pompte de jager het dier op, platte er een vlag met zender en lamp op. De boeiboot kwam er op af om de walvis naar het fabrieksschip te brengen. Als het schip langszij kwam ging het dier enorm te keer en de boeiboot werd hevig heen en weer geslingerd. Het was onverantwoord over het dek te lopen. Als je het deed moest je het secuur uitmikken en een sprint nemen. Had je verkeerd gemikt dan sloeg je overboord.”
Met de Nederlandse walvisvaart is het nu gedaan. Maar bij een bezoek aan Ameland treft men nog onderkaakstukken van walvissen aan die indertijd meegebracht zijn door de walvisvaarders. De kaakstukken zijn door vele Amelanders gebruikt als afrasteringspalen. De Oudheidkamer, de oude commandeurswoningen, de grafstenen en de walviskaken zijn nog de enige herineringen aan het glorieuze walvisvaartverleden van de Amelanders.
Jan Kraak
(klik op artikel om te vergroten)